Wie Lale Gül heeft gelezen, mag de roman Arab niet missen
BNNVARA/JOOP – Opinie (08-06-2021) – Han van der Horst (historicus)
Bij mij in de buurt hebben ze op de fundamenten van een katholieke kerk een moskee gebouwd met twee minaretten zoals je die ook in buitenwijken van Istanboel tegenkomt. Heel mooi, bijna tegen de dijk aan.
Lale Gül laat haar roman Ik ga leven vooraf gaan door vijf citaten van Multatuli en één van Friedrich Nietzsche. Aan het slot dankt zij behalve uitgever Mai Spijkers en redacteur Sophie Verhappen, Dennis Honing en Herman Langgraf. Dat is een opmerkelijk koppel. Honing verscheen een jaar of tien, twaalf geleden in talkshows als ze daar een radicale moslim nodig hadden om de volkstoorn gaande te maken. In 2015 echter viel hij van dit geloof af om zich terug te vinden in kringen van GeenStijl en Café Weltschmerz. Herman Langgraf is een pseudoniem van de Friese schrijver Ivo Poelsma , die het gebruikt om aforismes op Twitter te zetten. In zijn provincie kennen ze hem vooral als popjournalist bij Omrop Fryslân. Zij verdienden de dank van Lale Gül door indirecte medewerking aan Ik ga leven. Ze gaven haar toestemming respectievelijk grappen en aforismes op te nemen in haar boek. Poelsma legde aan Trouw uit welke invloed hij op de roman heeft gehad. En passant leren wij dat het weer aan is met Freek. Hij is de grote liefde uit Ik ga leven. Aan het eind verbreekt Lale Gül de relatie vanwege de grote risico’s en ook wel omdat hij het gevaar van de andere kant niet wil zien maar begrip probeert op te brengen voor het andere.
Toen ik de laatste pagina van Ik ga leven had omgeslagen, kostte het me moeite om het boek te plaatsen. Lale Gül had me toegang gegeven tot een razende gedachtevloed die zich nergens door liet stoppen. Het was het relaas van een ontsnapping, eerst mentaal daarna ook lijfelijk aan een knellend geloof en een even knellende subcultuur. Net als haar jongste zusje Defne is Lale Gül slachtoffer van een maagdelijkheidscultus die het Midden-Oosten al millennia in zijn greep heeft. En die meteen geïntegreerd en nader gelegitimeerd werd door de Abrahamistische godsdiensten: het jodendom, het (Byzantijnse) christendom en de islam. Zij wordt zoveel mogelijk thuis gehouden. School en universiteit zijn geen plicht maar een bevrijding. De hoofddoek is het symbool van de onderdrukking, die thuis wordt georganiseerd en gaande gehouden door moeder. De iPhone heeft de controle alleen maar verscherpt. Toch slaagt Lale Gül erin zich gedeeltelijk aan de deze druk te onttrekken. Zij gaat zelfs een vurige, sterk door erotiek getekende, relatie aan met student bouwkunde Freek, zoon van een Haagse PVV-donateur.
Lale Gül heeft in eigen kring maar één echte bondgenote, haar grootmoeder, een analfabete vrouw, volwassen geworden in een Turks boerendorpje. Zij trekt zich van niemand iets aan en zeker niet van haar maniakale dochter met haar koran en haar geboden. Lale Gül draagt Ik ga leven aan haar op (en zus Defne). Toch blijft zij een vage figuur. Eigenlijk wordt alleen haar onaangename lijfsgeur met precisie beschreven. Niet hoe zij in het leven staat of wat zij denkt.
Moeder haalt haar wijsheden bij de Milli Gorus , een internationale Turkse organisatie die een van dik hout zaagt men planken islam preekt. Bij mij in de buurt hebben ze op de fundamenten van een katholieke kerk een moskee gebouwd met twee minaretten zoals je die ook in buitenwijken van Istanboel tegenkomt. Heel mooi, bijna tegen de dijk aan. Lale Gül komt uit de Kolenkitbuurt in Amsterdam maar hier in Schiedam hebben we ook zulke wijken. Behalve die moskee van de Milli Gorus kennen we er in de stad nog twee waarvan één (die van Het Turkse ministerie van geloofszaken Dyanet) is gevestigd in een oude distilleerderij waar mij opa destijds nog een kwart eeuw whisky gestookt heeft.
Nu ik Lale Gül gelezen heb, ben ik toch niet doorgedrongen tot haar milieu of dat van de Milli Gorus. Ik heb een woedende veroordeling gelezen van een onderdrukkende beweging die de aanhangers van jongs af aan bijvoorbeeld via zondagsscholen in een klemmend keurslijf van dogma’s sluit. En die continu waarschuwt tegen geestelijke invloeden van buitenaf. En die vrouwen onderdrukt. The whole shebang.
Maar ik ben niet binnen geweest want Lale Gül doet haar aanval niet van binnenuit maar van buitenaf. Zij heeft als het ware de hele Ottomaanse cultuur, de totale verhalenschat, de wijsheden en de sterke verhalen opzij gezet om het gevaarlijke, het uit de tijdse van de Milli Gorus en waar die voor staat te laten zien. De geestelijke door wie moeder zich laat leiden heet dan ook imam Wawelaar. Dat is een rechtstreekse verwijzing naar de oerhollandse dominee Wawelaar uit het werk van Multatuli. Daarom blijft grootmoeder ook zo’n vage figuur. Lale Gül schetst niet van binnenuit. Ze laat zich immers leiden door Multatuli en Nietzsche. Ze ontleent haar bon mots aan Dennis Honing, de afvallige fundamentalist en een popjournalist uit it Heitelân.
Nederlands meest gerenommeerde wetenschapshistoricus Floris Cohen is diep onder de indruk van Ik ga leven. Hij leest het boek als een knappe ideeënroman. Hij interpreteert het boek als het verslag van een innerlijke tweestrijd. In een dronken gesprek met medescholieren tijdens de Romereis herkent Cohen iets van een Platonische dialoog. Hij haalt de verlichtingsfilosoof Kant erbij. In de visie van Cohen verkiest Lale Gül de vrijheid. Zij gaat voor de Verlichting. Anders kun je niet leven.
Professor Cohen heeft het scherp gezien. Het is helemaal niet de bedoeling dat wij de wereld leren kennen waaruit Lale Gül wil ontsnappen. Het gaat om die worsteling en om de bevrijding. Misschien dat het daarom ook zo’n bestseller is geworden. Zelfvoldane blanke lezers stellen met genoegen vast hoe zo’n verre vreemde naar hen toe komt en de grote waarheid ontdekt, die voor henzelf al lang zonneklaar was. Dat Ik ga leven hier en daar een stevige tik uitdeelt aan zulke intellectuele zelfingenomenheid, daar lezen zij ongetwijfeld overheen.
Wie echt achter de gordijnen van de Kolenkitbuurt en aanverwante wijken wil kijken, moet elders zijn heil zoeken. Gelukkigerwijze heeft Mai Spijkers ongeveer tegelijk met Ik ga leven een roman gepubliceerd die daarbij wel hulp biedt: Arab door Parham Rahimzadeh.
Zijn boek speelt op voor mij bekend terrein. Een van de meer gewelddadige scènes vindt plaats voor de middelbare school, een minuutje of vijf lopen van mijn huis, De hoofdpersoon Bassam woont in Schiedam Groenoord, een wijk met hoge flats aan de andere kant van de snelweg. In het eerste hoofdstuk treffen wij hem aan als vakkenvuller bij Albert Heijn. Hij doet dat niet voor het magere loontje maar om een goede indruk te maken op Bureau Halt. Voorlopig rijdt hij ook op een zoveelstehands scooter. “De Ibabesj loeren naar me, door een ‘echte baan’ te hebben laat ik ze zien dat ik mijn criminele tienerleven wil beteren. En door goede cijfers te halen op school laat ik Baba zien dat ik het ook meen”. De ibabesj zijn de wouten. Daarmee is de toon gezet. Bassam wil maar één ding: niet worden zoals zijn chef bij Albert Heijn. Daarvoor zijn twee dingen hoogst noodzakelijk: een VWO-diploma halen en voldoende geld binnen harken. Dat kan voor een jongen uit zijn milieu en die buurt alleen door handel in hasj, coke en pillen. Bassam kijkt meewarig naar zijn baas. “Rick gaat waarschijnlijk met pensioen hier. Hij heeft nooit echt geleefd en dat zal hij ook nooit doen. Zijn leven is zo voorbij. Als hij terugkijkt naar wat hij allemaal heeft gedaan, ziet hij niks memorabels terug. Hij ziet hoe hij al die jaren verlangde naar een motor. Maar in plaats daarvan alleen geld genoeg had om een motorjack te kopen en een tweedehands lowriderfiets. Rick heeft een leven dat altijd net te weinig is”. Zoals haast iedereen in het soort buurten, waar Bassam en ik wonen.
Ook in Arab speelt een – in dit geval overleden – moeder een belangrijke, drijvende rol. Datzelfde geldt voor Ayla, de knappe Turkse die vanwege haar waakse etnische omgeving niet zonder risico aaibaar is.
Bassam zelf is dubbel allochtoon. Hij stamt – althans voor de helft – uit de Arabische minderheid in Iran, die het ter plekke vaak hard te verduren heeft. Zijn vader vluchtte met het gezin naar Nederland toen hij nog een klein jongetje was. Groenoord is Bassams habitat en zo zie ik mijn leefwereld door de ogen van hem en de vrienden die hij maakt om zich staande te houden op het harde plaveisel van Schiedam. De Mocro’s en de Antillianen nemen hem in hun gelederen op. Samen verdedigen zij zich, bijvoorbeeld tegen de kaas die in het bijzijn van de verkeerden “Hamas, hamas alle joden aan het gas” zingt. Vader zag zijn Iranese ingenieursgraad in Nederland niet erkend. Hij werkt zich kapot op booreilanden en raakt na het faillissement van de DSB-bank in de schuldsanering. Bassam heeft zijn inkomsten uit de drugs nodig om de familie boven water te houden en om zijn ideaal – een hogere opleiding – te verwezenlijken. Hij vertelt zijn avonturen vanuit zijn belevingswereld en niet die van om zo te zeggen autochtoon Nederland, laat staan die van westerse schrijvers en filosofen. Officieel Nederland is in het hele boek op een schimmige manier aanwezig. Dat zijn autoriteiten en andere types die geen idee hebben van hoe het werkelijke leven op de straten is. Ze zijn wel de klanten voor wie Bassam en zijn vrienden lucratieve contacten aangaan met Brabantse pillendraaiers. Ze zijn de doorbitches die je tijdens een uitgaansavond moet zien te omzeilen want vreemde oosterlingen zijn in een club zelden welkom. Toch is Bassams broer een gevierde disc jockey die tot in Londen draait. We maken kennis met een wereld vol tegenstrijdigheden. Ook de onderlinge verhoudingen zijn zelden wat ze lijken. De eenvoudige clichés en patronen waarmee wij en in ieder geval types als Marco Pastors, de tsaar van Rotterdam-Zuid, naar de probleemwijken kijken, zetten de lezers van Arab constant op het verkeerde been. En wat te denken van het gegeven dat Bassam zich even los wil maken van de chaos in Nederland en naar Iran vertrekt om zijn militaire dienstplicht te vervullen?
Dankzij Arab kijk ik anders tegen Schiedam aan. Althans ik weet dat je er anders tegenaan kunt kijken en dan zie je een stad waarvan je het bestaan niet vermoedde. Dat komt omdat auteur Parham Rahimzadeh ons via Bassam kennis laat maken met hoe ze in zijn subcultuur denken. Wat de referentiekaders zijn, wat de taboes, wat de grenzen. Dat is het verschil met Ik ga leven. Wie naast het boek van Lale Gül Arab ter hand neemt, zal daar geen spijt van krijgen maar wel dieper inzicht.
Voor het overige ben ik van mening dat de toeslagenaffaire niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de kwestie rond het Groninger aardgas evenmin.
← Terug naar: Een ontroerende heldin (26 april 2021), Floris Cohen (atheneum.nl)