Mieren
Levenswijze
Veel soorten mieren verzamelen niet alleen voedsel, maar kweken het ook zelf. Men zou zelfs kunnen zeggen dat een aantal soorten aan een soort landbouw en zelfs veeteelt doet. Zo zuigt de (zwarte) wegmier (Lasius niger) graag de zoete afscheiding (honingdauw) van bladluizen op, en beschermt daarom de luizen met mierenzuur tegen vijanden als lieveheersbeestjes. Andere soorten gaan nog verder en brengen de luizen naar ondergrondse kamers met plantenwortels. Hier kunnen de luizen ongestoord sappen uit de plantenwortels zuigen en tappen de mieren de honingdauw bij de luizen af. Parasolmieren, vooral bekend uit het geslacht Atta, knippen delen van bladeren af en transporteren de bladeren naar het nest. Hier wordt in speciale groeikamers een bepaalde schimmel gekweekt waarvan de mieren leven. Een kolonie telt al gauw 2 miljoen mieren, die binnen 24 uur een boom volledig kunnen ontbladeren. Ook sommige planten halen voordeel uit een symbiose met mieren, en lokken mieren naar zich toe door een zoete afscheiding te produceren (zie ook mierenbroodje). Een grotere planteneter die door de mieren in de bek of tong wordt gebeten/gestoken laat het wel uit zijn hoofd om nogmaals van die plant te eten.
Ecologische betekenis
De aanwezige mieren beïnvloeden de planten en andere dieren in een ecosysteem. Welke invloed mieren hebben en hoe groot die invloed is, hangt af van het soort mier en het ecosysteem waar de mieren aanwezig zijn.
Mieren helpen bij het bestrijden van schadelijke insecten
Uit onderzoek is gebleken dat bosmieren per kolonie en seizoen 6,1 miljoen insecten en andere geleedpotigen buitmaken. Vogels mijden soms de bomen waarin bosmieren foerageren en mieren kunnen soms helpen bij het bestrijden van insecten die de bladeren, naalden of zaden van gewassen eten. Bosmieren die op een kaalslag overleven, kunnen de door kleine houtetende kevertjes veroorzaakte schade aan zaailingen verminderen. Het onderzoek hiernaar staat nog in de kinderschoenen.
Mieren kunnen zaden verspreiden
Mieren hebben ook een functie in het verspreiden van sommige soorten plantenzaden die hiertoe zijn voorzien van een zogenoemd mierenbroodje.
Mieren spelen een belangrijke rol in de voedingsstoffenkringloop
Via hun activiteiten als detrivoren in de strooisellaag dragen mieren bij aan een verbeterde bodemvruchtbaarheid.
Mierennesten bieden onderdak aan andere dieren, waaronder sommige rode lijstsoorten
In de nesten van mieren kan een groot aantal soorten insecten en andere geleedpotigen leven. Sommige dieren die in mierennesten leven, eten de miereneieren of -larven, of ze troggelen de mieren het voedsel af dat bestemd is voor de larven. Er zijn zelfs mierensoorten die hun kolonie in de nesten van andere mierensoorten bouwen. Er zijn echter ook heel veel soorten mijten, springstaarten en andere ’typische’ bodemdieren die in mierennesten leven. Ze zijn voor hun voedsel niet direct afhankelijk van mieren maar leven van het organische materiaal en van de schimmels en bacteriën die in het nestmateriaal groeien. Deze dieren zijn de mieren waarschijnlijk niet tot last (commensalisme). Het is opvallend dat er in mierenhopen andere soorten bodemdieren voorkomen dan in de ‘gewone’ bodem. De bodemdieren in de mierenhopen van rode bosmieren bestaan vooral uit soorten die afhankelijk zijn van bacteriën, terwijl de soorten in de bosbodem vooral van schimmels leven. Hier zijn verschillende oorzaken voor. Zo is de mierenhoop van bosmieren meestal droog en warm, terwijl de bosbodem natter is en de temperatuur ervan meer fluctueert. Daaraan kan de ene soort zich beter aanpassen dan de andere. Ook de aanwezigheid van hars in bosmierennesten kan een rol spelen. Uit onderzoek is gebleken dat springstaarten in aantal afnemen als hars aan bodemmateriaal wordt toegevoegd, terwijl mijten minder last hebben van hars.
Wespen
Wespachtigen (Vespoidea) zijn een superfamilie van de onderorde Apocrita. Ook mieren behoren tot de wespachtigen, en er zijn nog een aantal andere superfamilies waarvan de soorten wespen worden genoemd.
De bekendste vertegenwoordiger van deze groep is de gewone wesp (Paravespula vulgaris). Deze is geel-zwart gestreept en behoort tot de papierwespen (Vespinae). Maar de superfamilie kent nog veel meer families van solitair tot sociaal en van specialist tot alleseter. Ook het voedsel voor de larven kan variëren van plantaardig materiaal tot dierlijk zoals vermalen insecten of levende prooi, sommige soorten worden zelfs gevoed door hun larven.
Veel soorten wespen vangen levende insecten en andere ongewervelden om zichzelf en de larven te voeden. Kolonievormende soorten die een nest maken kauwen deze fijn, waarna het papje aan de larven gevoerd wordt. Er zijn ook soorten die levende prooien vangen, deze naar een hol of broedcel brengen en een eitje bij de verlamde prooi afzetten. De uit het ei gekropen larve eet de prooi dan levend op. De dolkwespen vangen verschillende prooien.