Wel ad hominem, zegt ze, Een schotschrift, dat is het. Hekelschrift, Zeepbel die na de laatste regel nog altijd leeg is, |
Anton Gräbühel heeft al een tijdje voor mij afgedaan. Niet omdat ik vind dat zijn kop mislukt is, maar door de hautaine uitstraling van zijn fieselemie, en omdat hij de meest verderfelijke boeken schreef, met daarin op gore wijze beschreven liefde. Ik kwam niet verder dan een enkel boek, omdat ik dacht dat het moest, maar heb die na lezing in de open haard opgestookt. Natuurlijk, hij zal in het echt aimabel overkomen. Maar dan moet je nog tegen die koffiekop aankijken, ik meen het.
In artikelen poneert hij stellingen en ondermijnt die vervolgens, om uit te komen bij dat het tegendeel ook waar is. Niet te doen, die visch noch vleesch verwarring. Van te veel relativeren wordt je sowieso schizo.
Ik stuit op een kort stukje van Gräbühel in de Natie van 15 maart 2018. Hoe ik erop stuitte? Ik zocht via Google op het woord individualisme naar een afbeelding, en wat zien ik? Gräbühel heeft zich tussen de karikaturen en beeldgrappen gewrongen met een gladde foto van zijn bijziende plaatkoek met ambetante bril die zijn oogjes tot kraaltjes verkleint, serieus, boven de woorden Het individualisme is dood(1).
Denk ik, Mkay, laat horen, steek van wal, en klik op visit, log in op de Natie en lees Gräbühels mini-cursiefje. In de eerste zin citeert Gräbühel uit een artikel van Emil Sömmeren, derde alinea, laatste zin: ‘Deze verkiezingen markeren de definitieve doorbraak van het individu’. In de tweede zin van Gräbühels honderdzevenenveertig woorden lange krabbel, met daarbij genoemde foto van Gräbühel zo groot, dat de schamele tekst lijkt op de titel bij de foto — is het van, ‘Nu heb ik niets tegen dat mensen zich meer als enkeling dan als behorend tot een groep zien’. Ik bedoel maar: ik, Gräbühel, belangrijk, dat de lezer het weet.
In zin drie schrijft Gräbühel, ‘Interessant vond ik (ik, Gräbühel) dat Lukas Runnel in The Dayly Observer op hetzelfde moment tot een tegenstelde (tegengestelde?) conclusie komt’. Die tegengestelde conclusie luidt: ‘Ooit sprak je voor je eigen.’ Ten eerste: wat Gräbühel vindt, is misschien wel helemaal niet zo interessant. Ten tweede: als verwijzing naar zichzelf volgend op het woord interessant krijgt het ik-belang een flinke meerwaarde, zonder dat het argumentwaarde heeft. Ten derde: ik zou niet weten voor wie ik spreek, als ik spreek, en terwijl ik spreek, ware het niet voor mezelf. Tenzij ik namens een bestuur spreek, een partij, een directie, de rechtvaardigheid, een groep actievoerders, een vakbond. Maar ook dan ben ik het eens met wat mij gevraagd werd wereldkundig te maken, anders had ik het niet gedaan, en spreek ik dus voor mezelf. Nu, ooit, altijd.
Gräbühel!, de titel boven de column van Emil Sömmeren. luidt; ‘Hoe de individualisering in het kieshokje voor een definitief keerpunt zorgde’(2), en gaat niet over ‘Filosofen als Sarah Haaret meenden dat het denken je kon helpen je geschiedenis te overtroeven’. Wie zijn die andere filosofen, vraag ik me af. Is het niet beter om te zeggen: Filosofe Sarah Haaret meende dat…? En Gräbühel, Emils column gaat ook niet over: ‘Je spreekt tegenwoordig als Kaukasische vrouw, zwarte man, Inuit kind, als vertegenwoordiger van een groep, niet als individu.’ Het artikel van Emil gaat over het veranderde gedrag van stemmers, verlies en winst van stemmen bij diverse politieke partijen in Nederland. En dat ‘het grote ideaal bij de kiezer foetsie is’. Groot ideaal toen; klein of geen ideaal nu, de kiezer spreekt in alle gevallen voor zijn eigen, ben ik van mening. Waarin zit hem dan de zogenaamde tegenstelling? Volgens mij zit het zo: vroeger sprak de ‘zuil’ waarop je stemde voor jou, en tegenwoordig stem je ‘voor je eigen’, hoewel stemmen op een partij en haar partijprogramma ook stemmen voor een, de, die (zo ontstaande) groep wordt. De kiezer is tegenwoordig niet meer zo ‘zuilgebonden’, ik bedoel ‘partijgebonden’, bij een toenemend aantal partijen, in 2018 waren het er al dertien. De kiezer kiest dan eens voor die partij, de volgende keer weer voor een andere partij, meer uit opportunistisch individualisme. Emil Sömmeren heeft gelijk. Maar Gräbühel zal het allemaal worst wezen, hij leverde zijn tekstje in voor de deadline, het werd nauwelijks gecontroleerd, en nog minder begrepen, maar ja, het komt van Gräbühel, dan zou het goed moeten zitten, en hop de buit is binnen, de beloning wordt al snel op zijn bankrekening bijgeschreven.
Gräbühel zelf is de vleesgeworden libertaire hyper-individualist. De chronisch naar zichzelf wijzende en verwijzende uitzondering, die graag ziet dat de hele bliksemse goegemeente het absolute tegendeel is van hem, en masse uit verschillende schaapskudden bestaat, waarbij de ene kudde voor zwart staat, de ander voor kind, een derde voor vrouw en een vierde voor vertegenwoordiger. Hij zal geheid zelf nooit stemmen, behalve op zijn eigen libertaire ik. Hij zou in het stemhokje, stemmend op een partij, zichzelf compromitteren, verraden. Of stemt hij stiekem toch, op de partij die zijn luttele miljoentjes niet in het geding brengt, en ze niet te zwaar of überhaupt niet belast?
Als aan een scheve stoeptegel stoot ik mij in Gräbühels mini-cursiefje verders aan de woorden ‘Ik vrees’. Ze rolden ogenschijnlijk bibberend uit de tikkende vingers van Gräbühel, en eerlijk, ik schrok enorm. Was er niemand die Gräbühel kon troosten, en een beetje van zijn angst wegnemen, die bewuste dag in 2018 dat hij schreef: ‘Ik vrees dat de analyse van Runnel juister is dan die van Sömmeren. Het is ook wel om bij te verschrompelen van angst. Ach, Gräbühel, jochie toch. Gezocht op de naam Gräbühel in combinatie met het woord vrees, blijkt dat vrezen een lievelingsdingetje is van good old Gräbühel:
– in 2009 op dbnl.org vreest hij dat hij de ernst maar niet ‘te pakken’ krijgt;
– in 2011 op dbnl.org vreest hij van zijn boek De vluchteling dat er hier en daar nog ironie in opduikt;
– op 8 januari 2014 op X vreest hij dat hij Bruno Bengel erg goed begrijpt;
– op 22 januari 2019 vreest hij dat vijandschap onvermijdelijk is;
– op 26 maart 2019 vreest hij in een artikel in Filosofie Magazine ook iets, achter een betaalmuur, exclusief voor abonnees;
– op 3 mei 2020 vreest hij een keer niet: ‘Ik vreesde geen dieren, hoewel ik muizen onaangenaam vond …’ (ha, ha, ha, de ironie), maar, dan, nog in hetzelfde artikel, bekruipt hem weer de vrees, te weten, hemelvrees, tot drie keer toe, en één keer vrees voor bezoedeling. In hetzelfde verhaal (2.807 woorden) gebruikt Gräbühel nog tien keer het woord bibberatie, en zeven keer het woord bang, waarvan een keer doodsbang;
– in mei 2020 vreest hij dat als we helemaal niet ziek worden van die twintigste eeuw (…) dat er niets herdacht is en al helemaal niets begrepen. De vraag is wie die we zijn. Zelf hoort hij daar, laat zich vermoeden, niet bij, hij is allicht degene die wel ziek is van de twintigste eeuw, degene die het helemaal heeft begrepen en alles herdacht;
– op 15 juni 2020 in een artikel in de Natie bekruipt hem tijdens het luisteren naar twee kunstenmakers de vrees dat ‘dergelijk gezwets op menig artiestenopleiding doorgaat voor scholing …’. Ja, als zijnde een artiest weet hij zelf natuurlijk ook heel wat af van een massief potje lullen. In het artikel voelt Gräbühel ‘voor het eerst in (zijn) leven de verleiding om fascist te worden’. Geinig ook. 2020 was een klotejaar voor Gräbühel, zoveel vrees, te veel, dat moge duidelijk zijn;
– op 6 april 2021 in de Natie in een essay van Gräbühels hand komt drie keer het woord vrees voor: ‘Het verklikken zit vrees ik de Nederlander in het bloed’, en ‘Ik heb lang gevreesd, en dat vrees ik nog steeds, dat de destructie van Ruthne…’. De vraag doemt op welke Nederlanders hij bedoelt. Hij is zelf ook Nederlander. Vraag twee is wat voor bloed hem als ‘Jood’ mag of kan worden toegedicht. Is Gräbühel niet ook verrader? Joodse verraders zijn er genoeg geweest(3) Gräbühels omgaan met zijn Jjoodsheid lijkt vooral een verdienmodel. En ook de verdunning van zijn joodse volksbloed met dat van een sjikse verraadt iets;
– op 13 juli 2023 op X @antontt citeert hij zichzelf uit een column in de Natie ‘Ik vrees dat het liberalisme ietsje doder is dan God (ha, ha, ironie ook). In dezelfde column biecht hij op dat hij ‘altijd (…) een pornotopper op leeftijd (heeft) willen spelen’ (ha, ha, het is weer snaaks lachen, met schelm Gräbsie);
– rond 2 juli 2024 op LinkedIn stelt hij dat, ik citeer: ‘we zonder enthousiasme aan saaiheid ten onder gaan en ik (Gräbühel, red.) vrees dat de geboortecijfers dan nog lager zullen komen te liggen’. Aangevuld met de zin tussen haakjes: ‘Niet dat ik tegen vrijwillig uitsterven ben.’ Aha, daar is ie weer, de typische Gräbühel ‘niet dat ik tegen ben’- of ‘Nu heb ik niets tegen (dit of dat, red.)’-dooddoener;
Toch is de spreekwoordelijke Gräbühel-vrees ook weer niet heel bijzonder, het begrip vrees is een vrij algemeen gebezigde uitdrukking, zeg maar cliché en banaliteit.
Twitter, LinkedIn, Instagram, Facebook — Gräbühel ligt overal op de loer: de man is niet te stuiten, overal doneert hij zijn opinietjes (ik-Gräbühel), gewoon gratis. Zou hij zelfs een eigen YouTube kanaal hebben? Nee, dat dan weer net niet. Maar wie wel een YouTube kanaal heeft is Kasper C. Jansen, ontdek ik, met De snijtafel. Samen met Joris van Laarhoven, verbonden aan de Universiteit van Tilburg, bespreekt hij mini-cursiefjes van Gräbühel. Ook zij kunnen soms ‘geen touw vastknopen aan’ wat Gräbühel schrijft. Of zij vinden zijn noten ‘slecht opgeschreven’. Vaak totaal ‘onduidelijk’, ‘ze worden er niet wijzer van’.
Gräbühel is echt overal te zien en te horen. Hij schuift aan waar hij maar kan. Een eigen leven heeft hij nauwelijks. Hij is als mijn hond die bij alles alleen aan de beloning denkt, kwijlend uit de bek, mij hijgend voor de voeten loopt op weg naar het hoogtepunt, de snoepjes-pot. Iemand kan zeggen, ja, maar hij is toch superbelangrijk, hij zegt rake, doordachte dingen, hij is een denker, erudiet, toch? Hij leest zich helemaal scheel, dat is je toch bekend? En hij schrijft zich geheel en al de tandjes, de touwtyfus, de tering, het apelazarus, apezuur, leplazarus, de pestpokken, de pleuris en het schompes bij elkaar. Mijn antwoord? Hoeveel hij leest is mij een zorg, en bovendien weet ik niet of het vooral opiniestukken zijn die hij leest over de boeken van mensen naar wie hij verwijst in zijn eigen krabbels, of de boeken zelf. En het zogenaamde gegeven dat iemand zich de tandjes schrijft of zo, zegt natuurlijk niet alles over de waarde van het geschrevene. Mensen als Gräbühel zijn breidelloos ijdel, en de bezitters van een bandeloze eigenwaan. Hij verwijst in zijn maaksels niet zelden naar andere zogeheten gezaghebbende denkers (hij slaat lezers er mee om de oren), om aan te geven dat hij belezen is en alleszins niet achterlijk, en erudiet mag heten. Hoe erudiet is iemand die voortdurend schermt met het ideeëngoed van anderen om zijn bestaan te rechtvaardigen?
De mediaheld zit om de haverklap wie der liebe Gott in Frankreich gerieflijk hangend in een fauteuil in de omroepstudio, met zijn eerzucht en egotisme, tegenover een halve nitwit, die geweldig zijn best doet om te laten zien dat hij bekend is met het fenomenale werk en kolossale gedachtegoed van de gelauwerde schrijver van romans, toneelstukken, filmscripts, essays, columns, ‘voetnoten’, tevens acteur (hè?) en voormalig uitgever. So zeigt sich Gräbühel dem Volk, de semi-gecultiveerde plebs met een leven dat zich voor een kwart als aardappel op de bank voor een kamerbreed tv-scherm afspeelt.Die alom door Gräbühel gepropageerde vrees, ja, die verfoeilijke bangheid die in zijn ogen flikkert en zichtbaar in zijn konterfeitsel neersloeg is het misschien die mij zo tegenstaat. Voor iedereen geldt, haal alle foto’s van je van internet. Ik weet, het is al te laat, maar elke dag wordt ’te laat-er’, houdt daar rekening mee. Foto’s van mensen zijn zo goed als altijd vunzig, omdat er mensen op staan, dit — ha, ha, ’t is weer ironisch — terzijde.
Gräbühel sluit zijn piepklein tekstje af met korte zinnetjes en zware woorden: ‘Het determinisme, waar collectivisme op neerkomt, heeft het individualisme verslagen. Je moet voor altijd in je getto blijven’. De hele filosofische levensmikmak in één zin. Drie voor de prijs van een. Met het getto als toegift. Je reinste joodse professorenrap, man.
De laatste losse flodder uit Gräbühels prop pistool luidt: ‘Nu kom het erop aan te tonen dat je je geschiedenis kunt overstijgen zonder je verleden te verraden’. Wordt ie ineens persoonlijk. Tegen wie heb je het Gräbühel, vraag ik je? ‘Heb je het tegen mij? Tegen wie praat je dan nog meer? Ik ben anders de enige hier. Tegen wie denk je verdomme dat je praat?’ (Ha, ha, Robert de Niro in Taxidriver.)
Moge aan alle menselijke onzin, gekwetter en getetter op televisie en internet, binnen afzienbare tijd een definitief einde komen, dat is mijn diepst gevoelde wens. En moge Gräbühel bevrijd worden van zijn neiging tot het schrijven van romans ‘doordrenkt van kwelzucht, doodslag en walglijk geslachtsverkeer’(4). Gräbühel, ga iets doen waar de wereld beter van wordt. Zit niet maar voortdurend achter je laptop letters te tikken, woorden te rijgen, zinnen te brijen, rookgordijnen op te trekken. Pak een spade, plant een boom, wordt bestuurslid bij een goed doel, geef al je geld (die paar miljoen) aan hongerende kinderen in Palestina, koop geweren voor Hamas. En wees direct, niet zo dubbel altijd.
Beste Gräbühel, de column van Emil Sömmeren. waarnaar je verwijst, is een aanrader: niet één keer wijst Emil naar zichzelf. Emils artikeltje, achthonderdtweeënzestig woorden, is een goed voorbeeld van zakelijk denken. En zo geschreven dat wij, Jan Hagel en het gemene volk, zijn verhaal een beetje kunnen volgen, begrijpelijke taal, maar niet infantiel. Zoals het hoort.
Een goeie, sterke kop ook, heeft Emil, met dat grappige fondsbrilletje, die lieve varkensoogjes, en die indrukwekkende frons op het brede voorhoofd.
Wel blijf ik me tegen foto’s van Jan en wie dan ook ter illustratie bij teksten verzetten. Teksten moeten op zichzelf staan. De naam van de schrijver mag er wel bij, of anders een valse naam, een gekke pseudoniem. Bijgeplaatste portretfoto’s verduidelijken tekst niet.
Ook daden moeten op zichzelf staan. Tegen persoonsverheerlijking en heldenverering ben ik sterk gekant, daar doe ik niet aan mee. Weg met internet, en weg met televisie.
Laten we weer gaan schrijven met een pen, van het scherm wegkijken naar wat we dan zien en horen. En zorgen dat aan de bio-industrie een einde komt, dat alle landbouwers, veetelers biodynamisch gaan werken, dat alle cultuur tegelijk natuur is, dat alle oorlogsvluchtelingen een militaire opleiding krijgen om hun land te kunnen bevrijden, of opgeleid tot verpleegkundige, onderwijzer, leraar, om de Nederlandse tekorten aan te vullen; laat iedere migrant die werkt eerlijk loon krijgen en niet als slaaf of horige worden uitgebuit (anders heeft de slavenherdenking geen zin). En als die ‘reusachtige’ instroom van mensen in ons land tot een soort ‘omvolking’ leidt, dan wel ‘homeopathische verdunning’, des te beter, als middel tegen de vergrijzing, het tekort aan arbeidskrachten en jong volk om toekomstige problemen op te kunnen lossen. Alle mensen zijn hetzelfde.
Ferkel Knurrt, Tor Tadiç en Flip Flapuit (16…..26 juli 2024⇒) (2.720 woorden)
—
Vergelijkbare artikelen:
(1) Vergelijkbare artikel: Het individualisme is verslagen. De Volkskrant. Arnon Grunberg – 25 maart 2018.
(2) Vergelijkbare artikel: Hoe de individualisering in het kieshokje een definitieve doorbraak beleefde. De Volkskrant. Martin Sommer – 22 maart 2018
(3) Joodse verraadster Ans van Dijk opgepakt; Verraden door ‘oom Kurt’: indirecte helpers bij de Holocaust; Verraad is verslavend; Joodse notaris verraadde adres Anne Frank
(4) Vergelijkbare artikel: ‘Grunbergs literaire werk is doordrenkt van wreedheid, moord en gore seks. Zijn deprimerende karakters zijn ontluisterend.’ Schrijver Arnon Grunberg begint een nieuwe religie: ‘Alles moet kapot en ondergekotst’. Nieuwe Revu. Koert van der Velde – 20 mei 2022.
Collectivisme is een cultureel waardenstelsel dat nadruk legt op de samenhang tussen mensen in groepsverband. Collectivistische waarden zijn onder andere het hechten aan traditie, veiligheid, sociaal gedrag en conformisme.
Determinisme is een filosofisch concept dat stelt dat elke gebeurtenis of stand van zaken niet zomaar willekeurig is, maar een oorzaak heeft. Die oorzaak kan in het verleden liggen, in dat geval is het causaal determinisme. Het kan ook juist in de toekomst liggen, in dat geval is het teleologisch determinisme.
Het causaal determinisme veronderstelt dat de toestand van het heden veroorzaakt is door eerdere gebeurtenissen volgens de causale wetten die de wereld regelen en beheersen. Binnen het causaal determinisme zijn er echter veel verschillende standpunten in te nemen.
Bij het teleologisch determinisme wordt verondersteld dat gebeurtenissen zich afspelen met een bepaald doel, dat bepaald wordt door hogere (goddelijke) machten, volgens een bepaald goddelijk plan.
Individualisering Trend van het benaderen van het individu eerder dan groepen als het gezin; mensen bepalen steeds meer zelf hoe ze ergens over denken en hoe ze willen leven; individualisering is het losraken of zich losmaken van mensen uit traditionele georganiseerde verbanden; term waarmee de trend wordt aangeduid dat individuen zich steeds minder conformeren aan normen, waarden en tradities die gelden in de maatschappij of de cultuur waarvan zij deel uitmaken. Door deze trend wordt het steeds moeilijker het consumentengedrag te voorspellen en/of markten in (voldoende grote) homogene marktsegmenten te verdelen.
Individualisme is een filosofisch standpunt waarbij de gedachtegangen en de rechten van het individu boven het belang van de gemeenschap worden geplaatst. De kern van individualisme is dat een groep geen rechten heeft, maar dat enkel individuen rechten hebben; daarmee is het tegengesteld aan collectivisme. Bij het individualisme staat het recht op zelfbeschikking centraal. Elk individu heeft het recht om zijn leven zelf in te vullen, zonder dat anderen hem gaan opdringen hoe deze zijn leven zou moeten leiden.
Kunstenmaker: iemand die kunst maakt. Kunstenmaker is niet echt een pejoratief woord voor een kunstenaar, maar het legt een andere, wat “aardsere” klemtoon. Terwijl kunstenaar in zijn betekenis de gedachte bevat dat het werk van de aangeduide persoon iets verhevens, iets geïnspireerds heeft, suggereert kunstenmaker veeleer het ambachtelijke van het beroep, en impliceert het daardoor ook een minder hoge opvatting van het kunstenaarschap.
Liberland – vlag van- De vlag van Liberland bestaat uit een gele achtergrond met een zwarte streep die horizontaal door het midden loopt en het wapen in het midden. Geel symboliseert het libertarisme, en de zwarte band symboliseert minder overheid, anarchie/rebellie. In het wapen staat de vogel voor vrijheid, de boom voor welvaart, de blauwe rivier voor de rivier de Donau en de zon voor geluk. Libertariër – iemand die de ideeën van het libertarisme aanhangt; aanhanger van de doctrine van de vrije wil.
Libertarisme Het libertarisme is een politieke ideologie die beweert dat het individu zoveel mogelijk vrijheid zou moeten hebben. Vrijheid betekent binnen het libertarisme dat men mag beslissen over zijn eigen lichaam of geest en daarnaast over alle andere bezittingen die rechtvaardig verworven zijn door arbeid, ruilen of giften. Het libertarisme gaat er vanuit dat het collectief niets te zeggen heeft over het individu. (…) libertariërs (…) gaan (uit) van negatieve vrijheid. Dat betekent dat men uitgaat van eigen middelen. (Zij) geloven dat persoonlijk eigendom de basis is voor de maatschappij en dat daarom de staat overbodig is.
Opportunisme (Latijn opportunus) is handelen zonder rekening te houden met principes, alleen met de omstandigheden. Iemand die zonder principes handelt wordt wel een opportunist genoemd.
Plebs De plebs: gewone burger. Het plebs: lage volksklasse, gepeupel.
Schotschrift Vorm van het pamflet waarin iemand of iets op een beledigende, spottende of ironische manier wordt aangevallen of belachelijk gemaakt. Men spreekt daarom ook wel van hekelschrift, smaadschrift, spotschrift of schimpschrift.
Smaad gepleegd door het verspreiden van een geschrift of afbeelding wordt in Nederland smaadschrift genoemd. (…) de beschuldiging kan bij smaad zowel uit een onwaarheid als een waarheid bestaan. Men kan zich dus strafbaar maken aan smaad door tenlastelegging van een waar feit, doorslaggevend is of de eer of goede naam wordt aangerand door het ten laste gelegde feit.
Zwetsen: opscheppen, leuteren, opsnijden, snoeven, grootspreken, kletsen, onzin verkopen, lullen, razen, zwammen, bazelen, raaskallen, zeveren, wauwelen, dazen, beuzelen.
Volgens mij is plat, lelijk, stopwoord, onzin en overbodig. Volgens mij is onzin, want je kunt jezelf niet volgen. Je kunt alleen een ander volgen. Dus: volgens Goethe, volgens Freud, volgens Cals, volgens Kant, volgens Dinges, allemaal goed, prachtig, schitterend. De spreker beroept zich op de autoriteit van een ander, en dat siert hem. Maar volgens mij, hoe nu?, beroept hij zich op de autoriteit van zichzelf? Hoe onbescheiden! Maar zo bedoelt de spreker het nu juist niet, hij wil juist bescheiden zijn: ‘het is mijn mening maar, en die geef ik graag voor een betere’. Juist, maar als zodanig is volgens mij dan weer overbodig. Immers, alles wat die man zegt, is – noodzakelijk – zijn mening. Zodra hij andermans mening zegt, zegt hij dat erbij (‘volgens Jan, buurman, Reader’s Digest, als ik lieg, lieg ik in commissie hoor’). Volgens mij is dus overbodig. Alles wat ik totnogtoe heb neergepend is (noodzakelijkerwijs) mijn mening; toch heb ik niet aan het begin van elke zin of elke zin gezet ‘volgens mij’. Waarom niet? De lezer zal heus wel uit zichzelf begrijpen dat het een subjectief relaas is, allemaal mijn mening, allemaal ‘volgens mij’. Wat overbodig is, schrijf je niet, dat spaart weer tijd. Volgens mij is dus kennelijk ook stopwoord, en vooral van de onontwikkelde man. Let maar eens op, op de tv, wie het ’t meest bezigen. Juist. Dat maakt het dus plat. En lelijk? Tja, daarover valt natuurlijk te twisten. T.M.F. Steen (Bussum).
Onder voorbehoud van verschrijvingen, typefouten, en dies meer.