In de tuin achter mijn woninkje voer ik alle gespuis dat zich leven noemt, te weten, bacterie, pissebed, duizendpoot, worm, enzovoort. Ik laat bladeren en plantenresten liggen, laat verdorde bloemhoofden staan. Ik gooi takken en bladeren her en der op hoopjes. Ze dienen als voedsel en een plek om te overwinteren voor wat onder en boven de grond leeft.
Los daarvan voer ik ook ’trespasserende’ poezen van buren en die zonder baasje, of die op zoek zijn naar een beter baasje, met dat wat mijn kat laat liggen. Mijn kat houdt van verandering van spijs. Lastig, ieder moment moet ik naar de dierenwinkel op zoek naar weer ander voer dat hij misschien wel, misschien ook niet eet. Mijn voorraadkast staat vol met zakje en blikjes voer dat hij eerst wel en vervolgens niet meer lustte, totdat hij er ineens weer wel van eet.
In het donker sluip ik naar buiten. Achter in de tuin schraap ik met mijn vingers de restanten voer uit het etensbakje van mijn kat en smeer die op een daar liggend plankje. Mijn vriendin roept altijd dat ik de ratten voer. Ze zegt dat ze van dieren houdt, maar ratten beschouwt ze als ongedierte. Ik niet. Kattenvoer, rattenvoer. Maar één letter verschil.
Laatst was ik bijna weer binnen, ik wilde de keukendeur al achter me dichttrekken, toen ik een wolk ontwaarde in de tuin, niet ver van waar ik voer op de plank smeer. Uit de wolk materialiseerde zich een schim.
‘Wat, wie daar?’, riep ik.
‘Lale’, antwoordde de schim.
‘Lale wie, wat?’, vroeg ik daarop aan de schim.
‘Gül’, antwoordde de schim weer.
‘Wat doe je hier?’, riep ik tamelijk luid, verbaasd tot in mijn haarvaten.
‘Voer, ik kom voor het voer.’ Het klonk best geëmotioneerd.
‘En wat slingert er vanaf je kont, daar?’, vroeg ik weer.
‘M’n staart, ik heb een staart’, zei de schim.
‘Het lijkt wel een rattenstaart’, riep ik, ‘mooi is dat. Nou, smakelijk eten dan’.
Ik sloot de keukendeur snel en draaide vlug het slot om. Ik hoorde mijn vriendin vanuit een andere kamer vragen: ‘Met wie spreek je daar, wat gebeurt er allemaal in de tuin?’
Ik antwoordde, ‘moet je horen: weet je wie ik net betrapte op het nuttigen van het voer voor de zwerfkatten dat ik zonet in de tuin loosde? ’t Is haast niet te geloven.’
Wun Boerke-Ruit (22 februari 2014)
In verband met de tekst in de de eerste alinea (regel 2, 3, 4) van het verhaal verwijs ik naar gardenersworld.
Onder voorbehoud van verschrijvingen, typefouten, en dies meer – info@tabugalerie.nl