Dayánn is oké (2017)


Dayánn is oké. Hij heeft zo zijn makkes.

Tijdens de ochtendwandeling, – om acht uur op en tien minuten later al vrolijk (blijhartig, opgewekt) onderweg over het ‘hondenlaantje’ rondom het Erasmuspark -, geniet ik van stilte en de vorderende herfst, kalende takken, vallende bladeren, een blauwe hemel en de opkomende zon die tussen boomstammen en langs struiken loert en scherend straalt over nat gras en grachtwater, deformerend reflecteert in ramen en glimmende dingen. Eerst lopen we langs de Mercatorstraat, dan de Erasmusgracht. Daar ontkomen Dayánn en ik niet aan ontmoetingen met anderen, honden en hun bezitters.

Hondenbezitters groeten elkaar, meestal. Sommigen vinden het expliciet niet prettig gegroet te worden vanwege hun hond. Daar kan ik inkomen. Ik groet ze toch. Zij groeten niet terug, maar dat respecteer ik. Ik groet ook niet graag mensen of hondenbezitters, behalve een enkele, maar toch groet ik iedereen en alles (want Mark groet ’s morgens de dingen).

Dayánn schrikt van de kleinste bewegingen en geluiden. Exploderende vuurwerk-donderbussen vindt hij het ergst, dan gaat hij er als een pijl vandoor en rent hij naar huis waar hij in het portaal wegschuilt. Hij is ruim zes jaar en Nieuwjaar is voor hem de hel.

Dayánn speelt niet veel met andere honden en wordt nerveus van menigten en samenscholingen. Als hij erin terecht komt baant hij zich er een weg uit, dat gaat grommend en bijtend. Hij voelt zich snel bedreigd.

Drie andere hondeneigenaren, – waarvan twee met één hond -, versperren de hele breedte van het pad. Dayánn en ik lopen richting de Wil de Graaffbrug. Er is geen ontkomen aan, ik probeer snel langs mensen en honden te komen. De twee honden zijn aan het spelen en willen Dayánn betrekken bij hun spel. De ruimte is Dayánn te klein. Ik ben over het gras langs het pad al voorbij de onheilsplek gehupt en hoor Dayánn in de aanval gaan, met woest gegrom. Omkijkend zie ik hem zijn kaken in de schoften van de grote zwarte poedel

  pagina 1

zetten. De poedel is pas zeven maanden en moet zijn lesje nog leren. Hij piept erbarmelijk en zoekt de bescherming van zijn baasjes. De twee eigenaren van het dier, twee mannen, kijken geschokt. Dayánn heeft alweer losgelaten en is vooruit gerend. Ik loop ook verder en kijk nog eens om. De baasjes van de poedel staan over hun geschonden huisdier gebogen. Een voelt er aan de staart. Ik loop terug en voel aan de rug boven de staart van het dier, waar Dayánn zijn kaken in zette. We kunnen geen bloed constateren. De eigenares van de andere hond, een witte lobbes met overgewicht zegt afkeurende dingen over Dayánn en maant mij met opvoedingsadvies. Ik luister en zeg: ‘Maar mevrouw, uw hond is moddervet en vatbaar voor suikerziekte. Zelf zou u ook een paar kilo’s mogen afvallen’. Ik richt mij tot de poedeleigenaren maar herinner me nauwelijks nog wat ik zei of wat zij ter sprake brachten. Waar het op neer komt is dat jonge honden enthousiast zijn en dat oudere honden dat soms afstraffen met een grauw en een knauw. Ik ben nooit verontschuldigend maar probeer begripvol te zijn. Ik probeer Dayánn te begrijpen en leg uit hoe het met Dayánn zit. Ik begrijp wel dat de baasjes van een gebeten hond zich vooral zorgen maken over de toestand van hun eigen troetel. Maar heb anderzijds het meeste begrip voor hondeneigenaren die in staat zijn tot relativeren. Als ik me verwijder met Dayánn hoor ik roddeltante met haar overzware lobbes kwaadspreken over mij en Dayánn. Ik zou haar andermaal de oren willen wassen, maar zie er vanaf. Roddelaars en kwaadsprekers worden door god niet ontzien, ik vraag hem haar te harer tijd extra flink aan te pakken.

  pagina 2

Abel (15 oktober 2017)