Hoi Maitea (juni 2006) (1)


Manali, juni 2006.

Hoi Maitea,

Een zinsnede uit een bericht van je kwam tijdens een mijmering tot leven in de volgende scène: Twee jongens zitten vrolijk koutend aan tafel in een gezellig ingerichte keuken. Hun moeder, tot wie de jongens zich richten met vragen en verhalen, is nijver bezig een brood te bereiden.
 De jongens steken hun handen verlangend uit naar het brood als het heet en geurend uit de oven komt en op het midden van de tafel wordt gezet door hun moeder, die haar zonen maant: ‘Ho daar, nog even handen thuis, alsjeblieft jongens, anders verbranden jullie je vingers nog’.
 Iets later komt ook de vader van het gezin binnen, net terug uit een ver en vreemd land waar hij lezingen hield voor een geboeid publiek en aan een universiteit aan aandachtig luisterende studenten colleges gaf. De geur van het brood en het tafereel in de keuken herinneren hem aan vroeger, een vergelijkbare setting, en hij bedenkt dat zijn jongens later misschien weer op gelijke wijze door het heden aan het verleden zullen terugdenken, als zij op een dag thuiskomend van ergens uit de keuken de zoete geur van het versgebakken brood ruiken.

Hoe gaat het met je?
Hartelijke groeten,
Deus.

Onder voorbehoud van verschrijvingen, typefouten, en dies meer.