Moe

Als ik moe gewerkt ben
ik heb een tekst geschreven
de bekende korte zinnen
waardoor de schijn van een gedicht
wordt opgeroepen
en ik heb ook eindeloos veel correcties
uitgevoerd op eerdere geschriften

rest mij de teevee. Maar op deze zaterdag
kan ik vrijwel niets vinden van mijn gading.
Een breed scala aan zinloos lijkende programma’s
zappen aan mij voorbij
(die kunnen er niets aan doen,
ik hoef niet te kijken
maar kijk toch).

Ik laat me vollopen met nieuws
van zes uur (RTL)
halfzeven (BBC)
zeven (België)
halfacht (RTL) –
nog eens hetzelfde nieuws.
Om acht uur kan ik al het nieuws
vergelijken met de stand van zaken
zoals door ‘t Journaal gebracht.

Ik raak wat laat verzeild in het
aan de weg van de zooldiepe humor
spijkerende Spijkermans.

Neem vervolgens passief deel
aan rammel-knorrende debatten
van ‘Het Lagerhuis’ ditmaal over
het huisvesten van varkens
in torenflats. Daar kun je voor
of tegen zijn. Ik mis het einde
om in te stappen bij
Dit was het nieuws
dat even niet meer is
wat het vaak was
(voornamelijk te wijten
aan het zielloze vuur
van de prijzen winnende komediant:
‘Ik begin zomaar ineens
een verhaal te vertellen’

en nieuw aangewonnen teamcaptain
Marc-Marie Huijbregts.

Daarna Nova
(geweld, doden
delicten, rampen
Helmut Kohl
doctor in Groningen).
Na een stukje sport
(voetbal, – een kijkje op steeds dezelfde handelingen)
ben ik getuige van (volgehouden tot het einde)
de perikelen in het zouteloze
in de ogen van de VPRO
(Etalage, gidsnummer 42)
hoog scorende
eerste deel van een serie
over een met de grenzen tussen
werkelijkheid en fictie spelende
hippe website: Attachments
(‘… Jesus Christ, there’s a load of crap out there…’).

Ik kan gewoon niet slapen.
Er zijn ook geen films
de moeite van het bekijken waard.
Ik kom terecht in Jilting Joe
(Oliva laat Joe in de kou staan bij het altaar.
Na 10 jaar volgt het weerzien, – verdomme).
Niet uitgesponnen en niet vermakelijk
maar vlak en afgezaagd.

De vervolgens schitterende borsten
van jeugdige (naar haar weggelopen vader
terug snakkende) Sandrine Bonnaire
raken mij dan wel, maar
À nos amours is een futloze film.

Met mijn neus buiten de boter val ik
als ik aan Siege at Ruby Ridge begin
(tijdens een reclame pauze
zie ik nog een paar seconden
de zich herhalende Wim De Bie buikspreken.

Nee, ik haal het niet tot de finale.
Als sluipschieters de heuvel opkruipen
om de American Tragedy vol te gaan maken
ben ik bijna in slaap gesukkeld.

Twee uur ’s nachts.
Vergeet ik nog een ding.
Harry Mulisch bij Wintertijd
(Etalage, VPRO-gids 42).

Wat moet Mulisch nou bij
die tabakspluk De Winter.
Eén lichtpunt: beelden
van een vurig jammende
BOB MARLEY.
En ik begrijp niet
dat die lijzige Mulisch beweert
aan het theatrale gedoe en gekrijs
van Meatloaf
de voorkeur te geven.

Wisa Scabia (22-10-2000)


2000  /  Pœzie  /  Teksten