Herfst. Vader

Herfst. Vader († 1990)

Het is stil buiten.
De kinderen van de school
achter de muur van mijn tuintje
zijn niet gekomen.
Vakantie.

De hoge struik is kalend.
Gele blaadjes, oranje
met een zweem van rood
‘t merendeel ter aarde
voor de finale sloop.
Regen valt bij vlagen.

Vader, ik zie je voor me, engeltje
zwevend ergens daarboven.
Gouden vleugels, handen gevouwen
in een plooirijk wit gewaad.

Het heeft tussen jou en mij
nooit geboterd.
Ook de laatste jaren
die je ziek in hospitalen lag
voelde ik geen mededogen 
– maar: ik geloof niet dat je in de hel
voor je zonden moet betalen:
kleine vergrijpen op de schaal van
onzalige daden.

Je gaf me een foutief beeld van het leven
hebt mijn ziel verkeerd gekneed.
Je had moeten beschermen, niet verraden.
Je hebt me zo vaak afgekraakt
uit onvermogen weliswaar
verkeerde inschatting van de kinderziel
gebrek aan inlevingsvermogen.

Je hebt drie kinderen gemaakt:
alle drie onevenwichtig
wankel in het leven staand:
twee dochters gescheiden
en ik heb nooit willen trouwen.

Je droom om rijk te worden
heb je niet gehaald:
die heeft zich tegen je gekeerd.
Ook wilde je – paradoxaal –
clochard zijn in Parijs
onder bruggen slapen.

Als loontrekker
ben je geëindigd
in een achteraf kamertje
van de ambtenarij.

Toen je stierf en werd begraven
was ik ver weg, op reis met iemand.
Had ik geweten van je dood
dan nog, had ik de reis niet onderbroken.

Mano Canta (26-10-2000)


2000  /  Pœzie  /  Teksten