Nacht

Het regent, ik lig in mijn bed,
de wind weeft zich met vlagen
aanhoudend
door het snelle tikken van de regen.

De klok tikt
gedachten komen met vlagen op mij af
en houden mij wakker.

Het is nacht
huiverend
in een lange jas
met opgeslagen kraag
de armen gekruist
sta ik op een duin
en kijk over de eindeloos donkere zee.

Grijsgerande golven rijzen
als stille molochen
slaan ruisend over
door eigen kracht
gebroken.

Naast mijn voeten dwingt de wind
hijgend het stijve gras te buigen.

Mijn aandacht wordt getrokken
door de hoge kreten van een meeuw
de meeuw vliegt traag wiekend naar zee
en wordt gauw minder dan een schim.

Een voorwerp waait op van het strand
zou het soms ochtend worden,
is het een lap
een vogel die opvliegt.

Flarden gedachten
als windvlagen
doorweven het tikken
van de klok en de regen.

Ik ben slapeloos en bewogen
door de wind en het tikken.

Casa van Scheltema (april 1975)


1975  /  Pœzie  /  Teksten