Ik kende zijn naam helemaal niet, wist niet dat hij een ‘beroemd’ schrijver is, noch dat hij televisie maakte en ‘acteerde’ en van dat alles bekend. Nu zag ik hem in een documentaire van de VPRO, geheel aan hem gewijd. What’s his name?
What’s his name? is met anderen maker van een tv-serie, jarenlang uitgezonden, die de titel had moeten krijgen: ‘Abject, bezopen en goor (of gewoon Zum kotzen)’. De serie ken ik wel. Naar een aflevering ervan heb ik nooit langer dan drie seconden kunnen kijken, naar de quasi choquerende idioterieën die erin spelen. Zogenaamd absurdistische satire. Tijdverspilling. In twee seconden weet je, dit is waardeloos, dom leedvermaak.
Ik keek naar de documentaire over What’s his name? zijn daden, zijn (internationally bestselling) boeken en tv-carrière. Ik schrok bij het zien van What’s his name?, als jongeling met lang haar, in een filmpje, dat hij regisseerde en produceerde, gefilmd door een maat van hem: hij lag kronkelend op de stoep met een arm en een hand achter zich slaand alsof hij winden liet en de stank ervan wilde verdrijven. Het was ontluisterend, getuigde van een ongeïnspireerde armoedigheid in een mate die ik nog niet kende.
In de documentaire zien we hem in een ‘prachtige, dure’ auto, nog ‘prachtiger en duurder’ dan de auto die hij enkele maanden daarvoor had gekocht en weer van de hand gedaan voor deze auto, zoveel prachtiger, aldus What’s his name?. Het klonk opschepperig, een patserige vertoning.
Toch wilde ik, nieuwsgierig naar zijn boekentaal, me wel kortstondig in een of een paar van zijn werken verdiepen. Maar hoe kwam ik daar gratis aan? Ik ken een boekwinkeltje, Sterre der Zee geheten, het gekste boekwinkeltje van de wereld. De eigenaar is de graatmagere Jan van Eijk, met lange baard, tachtig jaar, die tijdens lunchtijd voor zijn winkeltje zittend uit een potje alfalfa-quinoa-salade met zwarte knoflook eet of sojayoghurt met haver. Voor een appel en een ei koop je er de prachtigste boekwerken. Iedereen zou daar eens een kijkje moeten nemen. Ik ernaartoe.
Heb je boeken van What’s his name? vroeg ik aan Jan. Even later overhandigde hij me er twee, die hij uit dozen op schragen op de stoep voor zijn nerinkje viste, de dozen met bordjes 1 euro. Voor bijna niks was ik twee boeken rijker, zeshonderd en tachtig bladzijden leesplezier. Dat laatste moest nog blijken, aanprijzingen ten spijt van literatuurbonzen van ‘gerenommeerde’ kranten en tijdschriften, op de eerste binnenpagina of op de binnenflap van de omslag van een boek geplaatst.
— pagina 1 —
Flutaanbevelingen van fantasten waar je niks aan hebt. Iedereen in ons-kent-ons landje van parvenu’s probeert een graantje mee te pikken: als ik jou naar de mond praat, dan jij mij, OK? Het ene boek was een paperback uitgave, het andere gebonden, zowaar.
Ik begin in het eerste boek, ‘De spijziging’. Ik heb de tijd, dat wil zeggen, ik moet die tijd nemen, want als ik de eerste vijftig pagina’s haal blijf ik lezen. Het wonder gebeurt. In minder dan twee dagen heb ik het uit. Het boek was intrigerend genoeg, een kundig en taalvaardig schrijver is What’s his name? zeker.
Het boek draait om een zevental figuren: twee getrouwde paren en hun drie kinderen. De hoofdpersoon en zijn vrouw hebben samen een kind; de broer van de hoofdpersoon en diens vrouw hebben een eigen kind en een geadopteerd zwart kind.
De hoofpersoon (HP) van het boek is een ‘evenwichtige schizo’, die enerzijds ongenaakbare liefde, anderzijds de onverschrokken haat propageert. De liefde van HP is een egoïstisch-absolute liefde, die zich richt op de vrouw met wie hij een ‘onlosmakelijk verbond’ heeft, en hun enige zoon. Verder haat HP de wereld en zijn moer. Hij houdt er wankele theorieën over ras op na en verheerlijkt vrij schaamteloos de misdaad. Zijn zoon van vijftien begaat met een neef een moord; maakt zich schuldig aan doodslag op een dakloze vrouw; en mishandelt een andere keer samen met dezelfde neef een zwakke medeburger, een ‘verdomde’ alcoholist. Zoonlief filmt het wangedrag van zijn neef, moedigt hem aan, terwijl neef de verstoteling hard toetakelt.
Als de zoon in verband met de moord op de dakloze wordt gechanteerd door de andere neef, de geadopteerde zwarte jongen, geeft zijn moeder haar zoon groen licht voor de molestatie van de afperser. De indruk wordt gewekt dat de zwarte neef het loodje heeft gelegd, hij verdwijnt in het niets, en wordt niet meer gespot. Als zoon bebloed thuiskomt en door HP wordt opgevangen fiatteert deze de wandaad van zijn zoon tegen de afperser. Hij lacht zijn zoon toe. Daarop reageert de zoon door zijn vader te omhelzen: “(hij) deed een stap naar voren, sloeg zijn armen om (zijn vader) heen en drukte (hem) tegen zich aan. `Lieve papa’, zei hij.” De laatste zin uit het boek. Eind goed al goed.
Een thema van het boek is de veronderstelling dat onder honderd, door ongefundeerde agressie gedode mensen, ook ploerten zitten, waarvan het helemaal niet erg is dat ze omkwamen. Dat vindt HP, ook al gaat dat voorbij aan de onterechte dood van zich daartussen bevindende niet-slechterikken.
— pagina 2 —
De stelling van HP is een eendimensionale verwerpelijke gemeenplaats. Je zou kunnen denken dat het leven van iemand die zo denkt niets waard is en dat HP, als gevolg van zijn stelling, zo snel mogelijk standrechtelijk geëxecuteerd moest worden.
Een ander thema is dat zwarte kinderen uit Afrika gehaald en door blanken in Nederland geadopteerd en opgevoed alsnog zullen blijken ploerten te zijn in plaats van fatsoenlijke mensen te worden. Meer van dit soort volslagen gekheid wordt door HP geponeerd als, zogenaamd tot het einde consequent doordacht, redelijk gedachtegoed.
HP vertelt hoe hij ernstig ziek werd, gedwongen met werken stopte, en ter bestrijding van zijn ziekte op voorschrift van psycholoog en arts medicijnen is gaan slikken. Om welke ziekte het precies gaat wordt niet duidelijk, ik denk schizofrenie, met denkstoornissen tot gevolg, en problemen in het functioneren op emotioneel en sociaal vlak.
De broer van HP, vader van twee zoons, de neef en geadopteerde zwarte neef, is een populaire politicus. Hij wordt door HP crimineel gehaat omdat hij afstotelijk dom zou zijn. De broer wordt als personage niet verder uitgediept, maar krijgt gestalte door wat HP aan hatelijks over hem zegt. De schrijver laat de broer een enkele keer vanuit diens personage zelf optreden. Daardoor maakt deze een sympathiekere indruk dan de psychotische hoofdpersoon, met zijn ellendig stemmende haatgevoelens en armoedig criminele wensen.
Ook de zwarte neef kan op mijn sympathie rekenen. Hij liep weg nog voor zijn broer en neef zich agressief jegens de dakloze vrouw begonnen te gedragen. HP en zijn vrouw doen het voorkomen alsof de afpersing door de zwarte, geadopteerde neef erger is dan het wellustig kastijden met de dood tot gevolg van een dakloze in een weerloze positie.
Afpersing kan tot twee dingen leiden. Het kan het slachtoffer van de afpersing er toe brengen om naar de politie te gaan en de afperser te laten vervolgen. Of om dat niet te doen, omdat hij weliswaar slachtoffer van afpersing is, maar dat werd omdat hij een ploertige dader is, zijn misdaden zo walgelijk en pervers dat hij er niet mee voor de dag kan komen. Dan is afpersing wel een goede manier om deze ‘slachtoffer’-dader met zijn vergrijpen te blijven confronteren en hem tot het einde toe het leven zuur te maken.
Nu doemt het beeld uit de documentaire in mij op van de schrijver als acteur in de door hem gemaakte tv-serie: Vunzig, vulgair en walgelijk (of gewoon Zum kotzen): een ontluisterend beeld, waarin hij in een kroeg of café zijn broek en onderbroek
— pagina 3 —
omlaag trekt en met zijn volkomen onappetijtelijke kont in de spoelbak gaat zitten, op en neer beweegt over de spoelborstels om zich van zijn jeuk te ontdoen. Het absolute toppunt van dolkomisch absurdisme, toch? Zeg maar: ‘Totally vomit’, om een bevriende Kayin (uit Myanmar) te citeren, lid van de People’s Defence Force die zich in de jungle tegen de grens met Thailand schuilhoudt en de strijd tegen de bloeddorstige junta van Myanmar niet opgeeft.
Wat mij altijd verbaasd heeft is de jubel die makers van dergelijke programma’s ten deel valt. Zijn er ook mensen, zoals ik, die van de serie walgen? En waarom precies? En hoeveel zijn dat er. Zou over deze mensen een documentaire gemaakt kunnen worden? Graag.
Ik kijk naar de foto van de schrijver achter op de pocket die ik net las: ik zie een man, leunend tegen een grauwgrijze stalen pilaar onder een naargeestig viaduct, in een verkleurde, afzakkende, flodderende spijkerbroek boven een stel morsige gympen, handen verveeld in de zakken. Hij draagt een vaalgrijs T-shirt of sweater, en een penose-achtige stijve zwartleren jas met opgeslagen kraag; het hoofd van de schrijver is weggedraaid. Wat hij ziet is niet zichtbaar en waarschijnlijk niet interessant.
Door zijn postuur, de uitdrukking op zijn gezicht krijg ik de indruk dat hij niet blij is. De foto op de achterkant van het andere boek in mijn bezit bevestigt dit. Op de achterplat vullende foto kijkt de schrijver met tegenzin, het hoofd iets schuin, wel in de lens. Het gezicht straalt misprijzen uit. Ik vraag me af wat hem is aangedaan ooit.
Na het zien van de documentaire heb ik niet het gevoel, zoals aangekondigd aan het begin van de documentaire, dat ik al dwalend door het doolhof van ‘schrijvers binnenwereld in het centrum daarvan terecht ben gekomen. Of toch? Een maanlandschap, grauwe tonen en desertie van menselijkheid.
Conclusie: een laag-bij-de-gronds boek geschreven door een verdorven geest. Wat ga ik er mee doen? Niet terugbrengen naar het boekwinkeltje en ook niet in een buurtboekenkast zetten. Verbranden? Nee, in de vuilnisemmer ermee.
Marius Poch (31 januari 2021)
Trivia: vuilnisemmer in het Fries = jiskefet. Er bestaat zelfs een zogenaamd humoristische, absurdistisch-satirische serie die die naam draagt: Jiskefet. Nee maar, wat toevallig.
— pagina 4 —