Shanti Guesthouse (Leh, juni 2006) (5)


Email:

Leh, juni 2006.

Ik zit in mijn kamertje in Shanti Guesthouse, Upper Chanspa, Leh. Uitzicht over een veldje waar aardappelplanten dagelijks groter worden, een oude vrouw met een hak zorgt voor de juiste bewatering; boven een stenen muurtje, populieren, tot zand vervallende uitlopers van rotsige bergketens, hangen witte stapelwolken waar mijn fantasie steeds nieuwe figuren in ontdekt, het blauw van de hemel strak. Voor mijn raam staat een wasmachine te draaien. Het geluid ervan werkt gruwelijk op mijn zenuwen. Van de meeste geluiden heb ik geen last. De Zanskari, onze jongens, smakken en slurpen er op los. Sommige mensen kunnen daar absoluut niet tegen en het leidt tot grote ergernis bij menigeen. Terwijl ik ook een neuroot ben met betrekking tot bepaalde geluiden kon het snurken van mijn moeder dat mij bereikte via de open deuren van haar en mijn slaapkamer wel bekoren en vormde ik het om tot ‘muziek’ (de snurkopera). Dat was in haar bungalow in Erdorf, niet lang voor haar dood, tien jaar geleden. Mijn vader was reeds jaren daarvoor gestorven.

Een zoon des huizes (zoon van de eigenaar van het pension) staat in het Engels avances te keuvelen met een Française die haar was doet in stromend water van een kanaaltje dat verderop veldjes zal bevloeien. Ze zijn onzichtbaar voor mijn ogen, want ik hou de gordijnen deels gesloten. Wat de Française en haar François er niet van weerhoudt om onderbroeken en sokken in het ijzeren vlechtwerk van de omheining te hangen voor het gedeelte zonder gordijn. Telepathie. Terwijl ik dit schrijf komt de Française het ondergoed weer weghalen. Ze heeft blijkbaar de waslijnen ontdekt achter het pension.

Het is gelukkig stil geworden, de wasmachine heeft zijn programma afgerond. Ik hoor de vogels tjirpen en Moustaki, Avec ma gueule de métèque, de juif errant, de pâtre grec et mes cheveux aux quatre vents. De Franstalige muziek heb ik opgezet om de onzichtbare Française te paaien, en inderdaad toont ze zich aan mij door voor het open raam te komen staan en me direct in het Frans aan te spreken. Geen lang gesprek. Een slanke jonge en aantrekkelijke vertoning. (Klimt niet door het raam naar binnen).

Ik ben stekelig en roep ‘jeune homme’, die nu toch weer onderbroeken voor mijn smalle strook uitzicht hangt, en vraag hem vriendelijk om zijn goedje meer naar links of naar rechts te hangen. Hij denkt ‘krijg wat’ en doet wat ik vraag, op drie mottige sokken na, twee grijze en een witte met onuitwasbare grauwe plekken. Misschien gooi ik die straks wel in het beekje. Ik denk ‘mogelijk wel worden we nog vrienden’, en vraag me af wat pijn is, of de druk in mijn hoofd die de pijn veroorzaakt van binnen naar buiten duwt of andersom.
 Door de hectiek van alle dingen kom ik niet of nauwelijks nog tot schrijven. Ik loop steeds verder achter op de gebeurtenissen en kan de verloren tijd niet meer terugvinden. Buffelmelk drink ik geloof ik nauwelijks, maar herinner me wel een bezoekje aan een buffelboerderij in Delhi vorig jaar, waar we langs kwamen met onze rikjsa en een kijkje namen na een bezoekje aan het hutje van onze Islamitische chauffeur, die sympathieke en knap uitziende zwarte jongen. De woning waarin hij met zijn jonge vrouw en kindertjes leefde was tweemaal anderhalve vierkante meter groot en werd deels nog gebruikt als slaapplaats door iemand die ’s nachts werkte. Over melk gesproken. Zaterdag, één juli zullen we zijn verhuisd naar een ander pension. Daar gaan we dagelijks over twee liter melk beschikken waarvan deels yoghurt zal worden gemaakt.

De woning waarin we komen te wonen behoort toe aan Rigzin, de bankmanager van de Jammu & Kashmir bank en haar man die een nog hogere functie bekleedt in Leh. Schatrijke mensen naar Indiase begrippen. Die hun kinderen naar kostscholen van tweehonderd en vijftig duizend roepies kunnen sturen. Terwijl de sweeper het een heel jaar met zijn ganse familie moet redden van nog geen dertigduizend roepies. Rigzin heeft twee meisjes in huis die ze sponsort en naar de Lamdonschool in Leh stuurt. Ze kommandeert ze wel rond. Onze jongens hoorden haar tegen het kind van tien zeggen dat ze haar de tanden uit zou slaan. Kortom ze zien de verhuizing niet zo zitten. Gelukkig hebben ze niets te vrezen want Rigzin en haar familie vertrekken op één juli naar Delhi voor de komende vijf jaar. Achter blijven het meisje van tien en haar zus van achttien, de kokkin. Wij gaan er financieel enorm op vooruit en bovendien worden we hier, Shanti Guesthouse, gek van het feit dat je voor iedere kan heet water bijna op je knieën moet. En ook nog vaak nee te horen krijgt. In ons nieuwe onderkomen hebben we een grote tuin met parasol en stoelen, een moestuin, een boomgaard. Beschikken we over een ontvangstkamer met uitsluitend fauteuils, een eetkamer met een echte tafel en echte stoelen, een keuken met kokkin, drie kamers, twee badkamers, drie toiletten. We hebben de jongens gezegd dat niemand ondergeschikt aan niemand is en dat we met zijn allen het nieuwe huis zullen gaan schoonhouden, iedereen meehelpt koken, de moestuin onderhouden, we om beurten de twee liter melk zullen ophalen bij de koeijerij. Het wordt een hele goede tijd vermoed ik. De jongens gedragen zich steeds meer als echte jongens. Gisteren hebben we ze sexuele voorlichting gegeven, over condooms-voorbehoedmiddelen gepraat en over het gevaar van venerische ziekten en het ongewild krijgen van baby’s. Getsok met name kwam bijna niet meer uit een deuk van het lachen. Didi was behoorlijk op dreef en dat zal al heel ongewoon voor deze jongens zijn, een vrouw die openlijk over voorbehoedmiddelen praat en zegt dat sex heel gewoon is voor jongens op hun leeftijd (pak weg zestien en ouder) maar dat ze altijd een condoom moeten gebruiken, zolang ze nog geen kinderen willen, en nog geen vaste partner hebben, enzovoorts.

Sandor Mytyl (31 mei 2006)

Onder voorbehoud van verschrijvingen, typefouten, en dies meer.