Gisteren sliepen we in een tentenkamp op een plek die Sarchu genoemd wordt, op het Tibetaanse plateau, op vierduizend negenhonderd meter, als de opgave van het Geographical Positioning System (GPS) van twee avontuurlijke, Engels sprekende motorreizigers correct werkte. De argumenten van de GPS-houders leken steekhoudend: drie satellieten, aan computers vol gegevens gekoppeld. We zaten tussen twee kampen. Onze chauffeur en goede vriend Sumphel, hier geboren, en al negenendertig jaar levend op dit kleine stukje aarde, lachte de hoogte-indicatie van de GPS vierkant uit. Hij bezit een hoogte metend horloge, – hem toegezonden door een oude dame uit Reunion, die hij over de vijfduizend meter hoge en ijzige Kugtipas heeft helpen duwen en sjouwen – van de Chamba vallei naar Lahaul. Het horloge gaf een niveau van vierduizend tweehonderd en nog wat meters aan. De Engels sprekende avontuurlijk package toeristen staken veel geld in hun avontuur, ze hebben een pickup truck met materiaal en personeel bij zich, – een monteur, chauffeur, en een gids, ook op de motor.
Vierduizend en tweehonderd plus vonden wij hoog zat. We namen nog een Diamox tabletje, tegen mogelijke en ook reeds gevoelde symptomen van hoogteziekte: duizeligheid, misselijkheid, evenwichtsverlies en hoofdpijn. Tegen de hoofdpijn slikten wij twee hoofdpijnpillen.
Didi heeft vliegende buikloop, terwijl ik geplaagd word door ongekende constipatie. En mijn maag en darmen worden geteisterd door snel in aantal en omvang groeiende legertjes woeste Giardiabacteriën. Mijn fysieke constitutie raakt langzaam behoorlijk uit balans, met gevolgen voor mijn geestelijk welbevinden. De hardlijvigheid begon op de dag dat we voet zetten op Indiase grond. Mijn incidentele neiging tot verstopping, in combinatie met de verandering in het voedselpatroon en versterkt door het speciale medicijn dat ik anderhalve maand voor mijn vertrek naar India voor het eerst ben gaan gebruiken, een soort anti-depressivum, bewerkstelligen de hardlijvigheid. Ik hak nu een knoop door en besluit met het gebruik van het antidepressivum voorlopig te stoppen, zodat mijn constipatie de afvoer van de Giardialegioenen niet meer in de weg staat en ik aan een antibioticumkuur kan beginnen, een beter wapen tegen de oorlogszuchtige bacteriële broeinesten. Met de aanschaf van de kuur moest ik helaas nog wachten tot we in Leh zijn, omdat die niet in ons EHBO assortiment zit.
Eergisteren overnachtten we in Keylong op tweeëndertighonderd meter, in een suite van het Snowland Hotel, voor honderd en vijftig roepies minder dan ons kamertje in Manali. Tot onze beschikking hadden we een ruime slaapkamer met twee bedden, aan het hoofdeinde verenigd door een lange plaat met een ronding aan de bovenkant. Natuurlijk staat in de hoek van de kamer een tv, op een erbij horend meubel. In een kast ligt een dikke tijk en hangen wat kleerhangers. De gordijnen zijn doorschijnend zacht bruinroze, zorgend voor een sfeervolle belichting overdag. Op de grond ligt een warmrood tapijt. Verder had onze suite ook veel balkon, een echte vreugde, vonden we. Dan is er nog de antichambre in L-vorm, met een bed en twee fauteuils. Het bed gebruikten we als uitstalplaats voor onze bezittingen die uit de tassen en rugzakken komen, de fauteuils om kleren op te leggen. Langs twee zijden van de antichambre zijn er ramen die ongeveer op kniehoogte beginnen, gevat in houten sponningen als van luciferhout, en een deur naar een betonnen richel dat een balkon moet worden, de balustrade mist nog. Aan de koperkleurige schuifvergrendeling van de vensters kun je de vingers openhalen als je niet oppast. Stukjes kopergeel braken reeds af. Het metaal heeft de kwaliteit van blik.
De gordijnen hier, in Shanti Guesthouse, in Leh, zijn van droevig stemmend kleurloos grijs, de bloemmotieven vertonen dezelfde fletsheid maar iets donkerder. Tegen het bed, aan de hoofdkant, staat aan beide zijden een bijzetmeubeltje of nachtkastje dat zonder aanleiding omvalt of waar voorwerpen als vanzelf afvallen.
Het vermakelijke van de kamer hier is het traditionele plafond van parallel geplaatste blanke balken, daartussen liggen reeksen dunne takken waarop een dikke laag klei is gestort. Boven de vensters zitten sierlijk bewerkte dwarsbalken. De muren zijn grijs geverfd. Ook de verlichting maakt niet blij: twee kale peertjes. Aan een daarvan, boven het hoofdeinde van de bedden, heb ik voor tweehonderd roepies een uit acht trapeziums gevormde geelkleurige lampenkap gefixeerd, gekocht bij een Sikh, een Punjabi met een tulband in bootjesvorm op het hoofd, met daarin verstopt een dolk. Op alle acht vlakken staan Boeddha’s ogen, zoals op de grote stupa in Bodnath in Nepal. Veel geld voor zo’n lampenkap, als je bedenkt dat wie dat wil in de regio een bord eten kan krijgen voor maar vijftig roepies, minder dan een euro, en dat de kamer die ons onderdak biedt maar driehonderd en vijftig roepies per nacht kost. Ik ben een cijferfreak, ik zeg het maar vast, het kapje kreeg ik voor vijftig roepies minder (voor tweehonderd), omdat het lang als model buiten voor de winkel hing en verkleurd was. De kamer in dit guesthouse haalt het qua allure niet bij de andere tot nu toe door ons bewoonde kamertjes, in Delhi, Manali en de suite in Keylong.
De reis van Manali naar Leh kan volgens Sumphel in veertien uur worden gereden en hij staaft dit met het noemen van tal van chauffeurs, inclusief hemzelf, en hun jeeps, die dat reeds deden, met een wagen vol klanten. Nouchka en ik willen het nooit anders dan in minimaal twee, liever drie lange dagen.
In Hotel Sweet Home in Manali leefden wij tien dagen plezierig, maar voelden na de tiende dag een sterke behoefte om te vertrekken. We bezochten er tweemaal het Mountaineering Institute, maakten dagelijks korte wandelingetjes door de wirwar van steegjes, langs oude en nieuwe en in aanbouw zijnde gebouwen, naar de Main Bazaar in het centrum. We probeerden e-mail perikelen te boven te komen: lange brieven die tijdens het schrijven plots onzichtbaar worden, of op het moment van versturen ineens niet meer bestaan. We besloten om de brieven voortaan in onze hotelkamer op de laptop te schrijven, en via een stick te versturen.
Sandor Mytyl – 2006