Aankomst in Leh (Manali-Leh, juni 2006) (4)


Aankomst in Leh. Het lijkt of er eeuwen verstreken, of in ieder geval decennia.

Gisteren de werkelijke aankomst hier, in het Shanti Guesthouse van vriend en ex-collega Abala Foensji. Daarvoor sliepen we in Sarchu, op het Tibetaanse plateau, op vierduizend negenhonderd meter, als het Geographical Positioning System (GPS) van twee avontuurlijke Engels sprekende motorreizigers ten minste de waarheid sprak. De argumenten van de GPS-houder leken steekhoudend: drie satellieten, aan computers vol gegevens gekoppeld. We zaten tussen twee kampen. Onze chauffeur en goede vriend Motee Sumfel, hier geboren, en al negenendertig jaar darrend op dit kleine stukje aarde waarop wij ons nu ook bevonden, lachte GPS en zijn hoogte-indicatie vierkant uit. Zelf bezit hij een de hoogte metend horloge, – hem toegezonden door een oude dame uit Reunion, die hij over de vijfduizend meter hoge en beijsde Kugtipas in Lahaul heeft helpen duwen en sjouwen – , dat een niveau aangaf dichterbij het algemeen erkende peil van vierduizend tweehonderd en nog wat meter. De Engels sprekende avontuurlijk package toeristen staken veel geld in hun avontuur, ze hebben nog een wagen met materiaal en personeel bij zich, – een mechanieker, chauffeur, – en een gids, ook op de motor.
 Vierduizend en tweehonderd plus vonden wij hoog zat en we namen nog een Diamoxje tegen mogelijke ernstigere en ook reeds licht gevoelde symptomen van hoogteziekte: duizeligheid, misselijkheid, evenwichtsverlies en hoofdpijn. Tegen het laatstgenoemde slikten wij twee hoofdpijntabletjes van het merk Paracetamol.

Didi heeft de vliegende buikloop, terwijl ik geplaagd wordt door constipatie die zijn weerga niet kent. Tegelijkertijd worden mijn maag en darmen geteisterd door snel in aantal en omvang groeiende legertjes vuige Giardiabacteriën. Mijn fysieke constitutie raakt langzaamaan behoorlijk uit balans, met gevolgen ook voor mijn geestelijk welbevinden. De hardlijvigheid nam een aanvang op de dag dat ik Indiase grond betrad, en lijkt me een gevolg van mijn incidentele neiging tot verstopping, in combinatie met verandering van het voedselpatroon en versterkt door het speciale medicijn dat ik anderhalve maand voor mijn vertrek naar India voor het eerst ben gaan gebruiken. Ik hak nu een knoop door en besluit het gebruik van het medicijn, althans voorlopig, stop te zetten, zodat de constipatie de werking van de Giardialegioenen niet meer in de weg staat en ik aan een antibiotische kuur kan beginnen, een beter wapen tegen de oorlogszuchtige bacteriehaarden. Met de aanschaf van de kuur moet ik helaas nog wachten tot we in Leh zijn, omdat we het antibioticum niet al bij ons hebben. Dom.

Eergisteren overnachtten we in Keylong op tweeëndertighonderd meter hoogte, een suite van het Snowland Hotel, voor honderd en vijftig roepies per nacht minder dan het kamertje in Manali. Tot onze beschikking hadden we een ruime slaapkamer met twee bedden, aan het kusseneinde verenigd tot een geheel door een lange opstaande plaat met ronde boog (ik heb nog altijd liever losse bedden met ruimte ertussen, maar een tweepersoonsbed komt wel eens van pas).

Leh. De gordijnen hier in zijn van een droefmakend kleurloos grijs, de bloemmotieven vertonen dezelfde fletsheid maar dan iets donkerder. Ik zou de gordijnen niet moeten noemen, ware het niet dat er een deprimerende werking van uitgaat. Natuurlijk staat in de hoek van de kamer een tv op een erbij horend meubel. In de kast met deuren ligt extra, een enorm dikke tijk en hangen wat kleerhangers. Tegen het bed aan, hoofdkant, aan iedere zijde zo’n bijzetmeubeltje of nachtkastje dat of vanzelf omvalt of waar alles vanzelf afvalt of waar je dingen moeiteloos vanaf stoot.
 En over de verlichting ben ik al helemaal niet te spreken: twee ontzettend kale peertjes. Aan een daarvan, boven het hoofdeinde van de aan elkaar geschoven en met een lange plank verenigde bedden, heb ik een uit acht trapeziums gevormde lampenkap gefixeerd, gekocht bij een sardar-ji, – dat is de beleefde aanduiding voor niets minder dan een Sikh, een Punjabi met zo een tulband in bootjesvorm op het hoofd, waarin naar het schijnt een dolk verstopt zit -, voor tweehonderd roepies, eigenlijk veel want ik heb al een flinterdun latje gebroken in het o zo broze stramien van het kapje. Het is geel. Op alle acht vlakken ervan staan boeddha’s ogen, kopieën van die op de grote stupa in Bodhnath in Nepal. Veel dus, namelijk als je bedenkt dat wie dat wil in de regio kan eten voor slechts vijftig roepies, minder dan een euro, en dat de kamer die ons onderdak biedt (tot huis dient) vermoedelijk maar driehonderd en vijftig roepies kost per nacht. Ik ben een cijferfreek, ik zeg het maar vast, het kapje kreeg ik voor vijftig roepies minder, omdat het lang buiten hing, als om te zeggen: zocht je mij, hier ben ik, ik ben te koop, neem me mee naar huis en bekleed het kale peertje in je sobere hotelletje met mijn gelige doorluchtigheid. Saat`sri`agal, sardar-ji.
 De kamer in dit Shanti-oord is kaal net als de peertjes, en haalt het qua allure niet bij die van de andere tot nu toe door mij bewoonde kamertjes, in Delhi, Manali en de suite in Keylong. De kast van de suite in Keylong had zelfs een spiegel en een gestoffeerd krukje dat ik gebruikte, niet om op voor de spiegel te zitten, maar voor Toshi. Er bevonden zich ook twee fauteuils in de slaapkamer, waar we niet op zaten – daarvoor gebruiken we altijd de bedden – maar onze kleren op legden en andere stukken uit onze bagage.

De reis van Manali naar Leh kan volgens Sumfel in veertien uur worden afgedaan en hij staaft dit met het noemen van chauffeurs, waaronder hijzelf, en hun jeeps, die dat reeds deden, met een wagen vol klanten. Wij, – Didi en ik – , deden het nooit anders dan in minimaal twee, liever drie dagen.

In Hotel Sweet Home (Manali) leefden wij tien plezierige dagen, maar voelden niettemin na de tiende dag een sterke behoefte om verder te reizen.
 In Manali bezochten we tweemaal het Mountaineering Institute, maakten we dagelijks korte wandelingetjes door de meanderende wirwar van steegjes langs oude en nieuwe en in aanbouw zijnde gebouwen aan de ene zijde van de Main Bazaar naar het centrum. Probeerden we e-mail perikelen te boven te komen: lange brieven die tijdens het schrijven plots onzichtbaar werden, of op het moment van versturen ineens niet meer bestonden. Waarna we besloten om de brieven voortaan thuis in Word te vervaardigen en als bijlage te versturen, vanaf de laptop van Didi gekoppeld aan het World Wide Web of van een stick, en onze mail op te halen en indien die interessant genoeg is te downloaden naar stick op laptop.

Onder voorbehoud van verschrijvingen, typefouten, en dies meer.