Brief aan D.
Bedankt voor de berichten en de foto’s.
Die beschrijving van de slapende man was goed. Doe hem de groeten uit Nederland. We kunnen ons een beetje voorstellen waarom Ravinder{¹} niet altijd zo aardig is. Hij is toch niet de meest fortuinlijke man op aarde? Is hij getrouwd, heeft hij kinderen?
Heel interessant wat je schrijft over de mensen in de Bakkerij, de vier leraren, de ‘sweeper’.
De foto van de rivier met de bossen op de achtergrond doet me denken aan Chitwan in Nepal{²}. Heb je deze foto inderdaad in Nepal gemaakt, of ergens anders. Waar is hij genomen en door wie?
Kun je iets meer vertellen over wat je noemt het egocentrisme van de docenten? Welke precies is de egocentrische. Of zijn ze het allemaal? En uit wat blijkt hun egocentrisme.
Hou je taai, veel liefs, K&S
—
Noten
{¹} Ravinder, de schoonmaker van de bakkerij, vermoedelijk een Dalit, is als schoonmaker geboren. In India kun je in een beroep geboren worden, zoals bij ons alleen de ‘koning’. Wij hebben een kastenstelsel met maar twee kasten: de koning en zijn onderdanen. India heeft een heel ingewikkeld kastensysteem en daarbij ook een groep die als kastelozen worden aangemerkt, de Dalits (Wikipedia)
{²} In 2019 maakte D. samen met de schrijver van deze brief een reis naar Nepal (in een toen 17 jaar oude Tata Sumo). Zij bezochten het Nationaal Park Chitwan een vrijwel ongestoord gebleven gebied. Chitwan geldt als een van ’s werelds biodiversiteitskernen. (Chitwan – Wikipedia)
—
Tekst bij meegestuurde foto’s.
Op een dag, op weg naar huis, komend van de dierenarts met Dayánn en Leary (onze twee honden), kregen we een auto-ongeluk (24 juli 2015). Ik reed tegen een geparkeerde auto op (de witte Ford) die vervolgens naar voren sprong en een derde ook stilstaande auto raakte (de rode Honda). Onmiddellijk vormde zich een menigte rond de ‘plaats delict’.
Alle betrokkenen moesten naar het politiebureau dichtbij.
Ik bleef bij het minste geringste om een advocaat roepen, aangezien ik de taal niet verstond en niet wist wat er achter mijn rug allemaal bekonkeld werd. We verbleven uren op het bureau, en mochten niet weg.
Uiteindelijk moest elke auto-eigenaar de kosten van de schade aan de eigen auto zelf betalen. Ook al was ik de eigenlijke boosdoener. Ik mocht van geluk spreken, want de andere auto’s bleken fout geparkeerd te hebben gestaan en waren dus in overtreding.
Het was middernacht toen we met een auto-riksja naar huis reden. Onze geschonden Tata Sumo reed met ons mee aan de haak van een takelwagen. De volgende dag zou hij naar de garage worden gesleept. De lelijk beschadigde voorkant zou er na de facelift mooier dan ooit uitzien.
Leary was in paniek uit de auto gesprongen en weggerend. We vonden haar de volgende dag (25 juli) terug, in hetzelfde gebied, na lang rondlopen en haar naam roepen, mensen vragen of ze haar gezien hadden. Zij had haar riem nog aan. De beloning die wij uitloofden hoefden we niet uit te keren, aangezien wij Leary zelf vonden, zij kwam ergens ineens op ons aflopen. Ze zag er een beetje vervuild uit, of ze in een koeienflats had liggen rollen.
Dayánn hielp ons zoeken. Dayánn maakte na afloop kennis met een straatpuppy, voor de winkel waar wij cake kochten om de terugkeer van Leary te vieren.