Ochtendstond (3)

Dichter bij het park gekomen
kruist zijn pad opnieuw
dat van een zwerver.
Deze is vervuilder nog:
diens groezelige baard
vlekkerige kleding
en bemorste schoenen.

Een woeste blik op het gelaat
onzeker van wat hem te wachten staat
maar zeker van onheil dat altijd op de loer ligt.

Hij vloekt hardop en kijkt schichtig opzij
grommend passeert hij.

Hij is uit het park verjaagd
denkt man met hond.

Hij ziet al gauw politie
die, vroeg opererend
in autootjes en op motoren
langzaam rijdend
de bosschages langs de paden
priemend in de gaten houdt
op tekenen van wildslapers.

Vooral de motorballen
boeken succes bij het opsnorren
van in de bosjes verblijf houdende clochards.

Vaak op aangeven van bewoners van villa’s
gelegen aan het park
die ’s morgens hun hondjes uit poepen laten
zonder de stront op te ruimen.

Met luid keffen of dof brommen
slaat zo’n misbaksel aan
niet ver van de onheilsplek,
waar zich rillend van ongemak
zo’n arme sloeber schuilhoudt
zo goed als onbeschermd liggend
op een dun bedje van geplet karton
of gehavend matje van polystyreen
met de onderkoelde handen tussen de
opgetrokken benen geklemd.

Een hondeneigenaar staat er niet ver vandaan
met opgetrokken neus
1-1-2 bellend.

De toegesnelde klabak
doet het vuile werk:
de verkleumde have-not
uit zijn naargeestige slaap wekken
en uit de bosjes bannen met manende taal.

Als Sloeber en villabewoner
uit het zicht zijn
duikt glimmerik zelf even de bosjes in
om achter de dikste boom zijn blaas te legen.

Djemba Antonio Salvador Jesús i Ruiz de Sahagun (1 november 2019)


2019  /  Pœzie  /  Teksten