Onderweg naar het park
nog wat straten te gaan
ziet hij een man
die hij labelt
Man With A Can.
Hij kijkt goed naar
diens afhangende arm
de hand omklemt een
langwerpig kokervormig blik
kleur geel en blauw
van een bekend soort gerstenat.
De man, een rugzakje op
groezelig en verwilderd
schrijdt bezorgd voort
angstig flitsende ogen
bang te worden gezien:
zwerver, vagebond, – of dakloze.
Vagebonderen doet men uit vrije wil:
terwijl, een dakloze bezweek ergens voor:
de druk van een huwelijk, een scheiding
is slachtoffer van ontslag
de heersende cultuur, neoliberalisme
onthechting, een psychische aandoening
een zwakte, verslaving.
Waar haast manwithacan zich naar toe
naar een plek met andere can men
voor wat troost en bijval van gelijken
mede-verworpenen der aarde
‘les vrais misérables’, drugsgebruikers
alcohol- en tabaksbelusten?
Daar, – tis agoreuein bouletai –
is het goed schreeuwen
men kan er met rauwe stem
de trom roeren
en gewaardeerd worden
voor elke uiting
van de ontzette stembanden
– ieder geradbraakt tekeergaan
gillen, loeien, brullen
wordt dankbaar aanvaardt.
Men zeikt elkaar goed af
met liefde voor toneel.
Ook vuige roddel,
over nog niet ter plekke
verschenen medeverschoppelingen
is welkom
als verzetje, verpozing
en afleiding.
Djemba Antonio Salvador Jesús i Ruiz de Sahagun (1 november 2019)